Na het schrijven van het vorige blog, of eigenlijk tijdens al, ging het bergafwaarts. Alfred belde dat hij richting huis kwam en stelde voor om te koken. Normaal wimpel ik dat af, maar nu nam ik het aanbod gretig aan. Na het eten ging ik weer naar bed. Daar lag ik die middag al met de laptop, iets wat ik alleen doe als ik echt niet fit ben.
Donderdag word ik hondsberoerd wakker. Ik sleep mezelf naar beneden voor m’n medicatie. Stop een pakje crackers en wat maiswafels in de zakken van mijn badjas en sjor weer naar boven. De hele dag lig ik in bed, nauwelijks in staat om me om te draaien. Eten en drinken lukt bijna niet. Misselijk. Veel zweten. Als Alfred die avond na overgewerkt te hebben thuis komt schrikt hij. Waarom ik niet gebeld heb. Maar ja, wat had hij willen doen? Soms moet je gewoon even uitzieken toch? Hij schud zijn hoofd, verschoond mijn bed en helpt met douchen. Uitgeput ga ik weer liggen. We bespreken of de verjaardag van Stijn wel door moet gaan. Ik vind van wel. Alfred is bang dat ik dan toch erbij ga zitten. Ik beloof dat niet te doen. We kijken morgen aan. Vrijdag gaat het iets beter en het traditionele zingen op bed kan doorgaan. Als iedereen de slaapkamer uit is ga ik weer plat. Stuur de oncologieverpleegkundige een verslag van hoe het ging en gaat. En of ik niet ernstig last heb van bijwerkingen van de antibiotica. De aanhoudende diarree vergeet ik te benoemen. In de middag belt ze. Of ik over 20 minuten kan komen bloedprikken. Dit keer gewoon bij de poli. Ik bel Alfred die direct terug komt van zijn overleg op het werk. Om vervolgens diezelfde kant weer op te rijden met mij.
De ontstekingswaarden zijn niet goed genoeg gedaald. Acuut stoppen met de huidige antibiotica en morgen starten met nieuwe. Die nacht slaap ik goed en word helder wakker. Geen verhoging of koorts meer! En eetlust! Ik ga naar beneden en geniet voor het eerst in dagen op de bank van een boterham, maiswafel, appel, glas melk en een kop koffie. Die laatste smaakt nog niet helemaal zoals anders maar genieten is het wel. Daarna neem ik de nieuwe antibiotica. Mocht ik daar ook niet goed van worden, dan heb ik dit in ieder geval binnen.
’s Middags komen de feestgangers en dankzij het prachtige weer hoor ik vanuit mijn bed de gezellige geluiden van spelende kinderen en vrolijke volwassenen die buiten zitten. Het is een rare gewaarwording. Maar ik ben alleen maar blij dat ik me al veel beter voel. Erbij zitten is geen optie. Ik heb behoorlijk ingeleverd. Dat blijkt wel in de dagen erna. Heel langzaam bouw ik op. Heel langzaam. Alfred is streng voor me. Zitten blijven.
Maandagochtend kuier ik met een vriendin mijn eerste rondje met de hond. Ik ben buiten adem van het rondje maar zalig om dit weer zelf te doen. Gelukkig valt dit niet onder het huisarrest. De oncologieverpleegkundige belt. We overleggen over de injectie daratumumab die ik vandaag had moeten hebben. Je zou bijna vergeten dat ik bezig ben met een kankerbehandeling. Ik geef aan dat ik het wel zie zitten om hem deze week nog te krijgen. Het lijkt me goed om in het ritme te blijven wat dat betreft. De arts denkt er echter anders over. Deze injectie komt te vervallen. Het lijf moet even de ruimte krijgen om goed te herstellen. De dexamethason en lenalidomide moet ik wel blijven gebruiken. Ik vind het logisch en bovendien ben ik die laatste ook gewoon blijven gebruiken tijdens het ziek zijn.
Ondertussen is iedereen in huis verkouden. Zelfs Alfred. Hij besluit woensdag thuis te werken. Mijn ouders zouden komen maar die ontwijken de bacillen hier liever even. Ik moet bloedprikken voor de reguliere controle over twee weken en besluit spontaan daarna de trein te nemen om koffie te drinken bij mijn vader en moeder. Alfred knikt bemoedigend als ik dat vertel en daarmee is het huisarrest opgeheven. Helaas loopt natuurlijk net vandaag het bloedprikken uit waardoor ik de eerst voorgenomen trein mis. Daardoor heb ik wel tijd om een bloemetje te halen, hoef ik ook niet op het station te hangen. Ik neem moe plaats op het bankje van het perron. Het is al een hele activiteit zo. Als ik de NS app open om een kaartje te kopen zie ik dat de trein vertraging heeft. Serieus? Acht minuten. Nee, geen acht minuten vertraging. Maar de rit naar mijn ouders duurt maar acht minuten. De vertraging uiteindelijk twintig. Eigenlijk kan dit niet. Is het teveel. Toch blijf ik wachten. Ik zit goed op het bankje. Kijk uit over het park. Zit uit de wind. En ik ben koppig.
Natuurlijk staat mijn vader op het perron te wachten. Het is gelukt, ik ben er! Als we naar het huis lopen moet ik hem afremmen. Ik kan nog niet zo hard. En dan zit ik eindelijk bij mijn ouders op de bank. Drie maanden na hun verhuizing ben ik voor het eerst alleen zomaar op de koffie. Het zijn de kleine dingen hè? De trein terug gaat vlekkeloos en eenmaal thuis ga ik uitgeput maar innig tevreden naar bed.
Vandaag heb ik weer huisarrest. Opgelegd door mezelf. De holtes lopen weer iets voller. Dat probeer ik maar te negeren. Want ik krijg wel steeds meer energie. En daar gaan we maar eens rustig van genieten!