Twee weken geleden, op maandagavond, kreeg ik een melding in mijn digitale ziekenhuisdossier. Er stond een planningsticket klaar. Bij het openen daarvan bleek dat het ging om een uitnodiging voor vaccinatie! Ik heb direct de eerste beste beschikbare plek gereserveerd en die vrijdagmiddag om vier uur was de eerste prik met het modernavaccin een feit. De enige bijwerking was een belachelijk zere arm voor twee dagen.
Was ik eerst bang net buiten de boot te vallen voor zo’n voorrangspositie, in diezelfde week kreeg ik ook een uitnodiging van het UMCU en het VU. Op 23 april krijg ik de tweede inenting en dan is het afwachten of ik ook daadwerkelijk antistoffen aanmaak. Om dat te meten zijn er mensen uitgenodigd om mee te doen aan een onderzoek. Het woord ‘afwachten’ kan ik bijna niet meer horen, maar daar moeten we het toch mee doen.
Ondertussen gaat ook het normale leven door, en hoewel corona zorgt voor weinig activiteiten, tolt mijn hoofd al van de dingen die er wel zijn. Niet alleen mijn lijf moet herstellen, mijn brein ook. De lichamlijke pijntjes en ongemakken zijn over het algemeen makkelijker te aanvaarden dan de energievretende, wollige en soms totaal lege hersenen. Verwerkingssnelheid is een dingetje maar ook zit de emmer al heel snel vol. Bijvoorbeeld van het feit dat ik nog cijferballonnen wilde voor Stijns verjaardag. Alfred was het niet gelukt bij zijn bezoek aan de grootste winkel van sinkel, en in de tussentijd maalt het door mijn hoofd. Niet alleen die ballonnen, maar ook de organisatie van een coronaverjaardag-weekend. Ik wil nu eigenlijk uitleggen hoe dat werkt, zo’n hoofd, maar dat is heel lastig. Ik ga het toch proberen.
Die opblaasbare cijfers zijn ondertussen gewoon binnen hoor. Het lijstje voor de rest is klaar en uiteindelijk zal het zo gepiept zijn. Ondanks die wetenschap, zit mijn hoofd daar gewoon al vol mee. Maar ik hoef niemand uit te leggen dat er nog veel andere dingen zijn die een plekje in de hersenen willen hebben. Een telefoontje, medicijnen bestellen, wat gaan we eten? Van die kleine dingen die zo geregeld zijn, maar nu ontzettend zwaar voelen. Ook kan ik totaal onzinnige dingen zeggen. Of iets vragen, het antwoord horen, en vervolgens dat antwoord meteen kwijt zijn. Zelfs de kinderen spreken me er op aan. Wat dan ook weer lachwekkend is. ‘Mam, wat ben jij nou raar aan het praten,’ zeggen ze dan. Vooral tegenstrijdige dingen. Of ik ben de draad kwijt van mijn verhaal. Of übehaubt van een gesprek. Totale leegte. Die leegte is dan wel weer een fijne tegenhanger van het volle. Want de leegte voelt licht, het volle voelt zwaar. En dus zoek ik af en toe de leegte maar op. Naar buiten, kijken, voelen, ruiken, horen, ervaren. Dan raakt mijn hoofd vol van het moois wat er te zien is, maar voelt het toch licht. Een verademing.