Ik heb een sterke behoefte om dagelijks naar buiten te gaan. Ook als het regent. Al is het maar een kwartiertje, ik knap er van op. Als je wat minder mobiel bent kan dat wat lastiger zijn maar waar een wil is, is een weg. En zo kwam het dat ik, toen ik opgenomen was in het UMCU, zelf naar buiten ging. Een uitdaging. Want de weg naar het terras was lang. En een infuuspaal is niet zo handig. En het terras waar ik naar toe kon niet echt geschikt voor infuuspalen. En het mondkapje dat ik op moest was warm. Ja, een mondkapje! Want ik had ondertussen al chemo gehad en die was bezig mijn immuunsysteem plat te leggen. Hoewel het terras grensde aan de kantine voor het personeel en patiënten, trok ik toch veel bekijks. Het was ook geen gezicht. Daarbij het gestuntel met de winkelwagenwieltjes over de ongelijke stoepstegels,langs de te krap opgestelde tafels, stoelen en trappetjes.
De volgende dag ging ik weer. Maar ondertussen begon ik de chemo behoorlijk te voelen. Beneden in de gang rustte ik even uit op een bankje en besloot bij de hoofdingang naar buiten gaan. Daar had ik ook bankjes gezien en het was minder ver dan het terras. Eenmaal daar bleek die hoek met bankjes bedoeld te zijn voor de rokers. Er stond er maar één te roken maar toch drong die geur door mijn officieel goedgekeurde mondkapje heen. Ik voelde me er niet fijn onder en begon al snel aan mijn terugtocht. Het was mijn laatste uitje in weken, daarna ging het hard bergafwaarts met mijn energie.
Nu is er weer een besmettingsgevaar. En mag ik niet in de buurt komen van anderen. Net als de rest van Nederland. En dan komen de dilemma’s weer. Ga ik naar een winkel? Nee. Ga ik naar de kapper? Eh…. Is het noodzakelijk? Nee. Het is nooit noodzakelijk om naar de kapper te gaan. En toch wil ik het graag. Omdat het denk ik mentaal goed is om wel dingen aan te gaan. Vertrouwen te krijgen in de mensen. En ik heb wel vertrouwen in de kapsters zelf. Want die ken ik, en zij kennnen mij. Dus gaan ze speciaal voor mij een mondkapje opdoen. Maar ik wil er zelf ook een op. De mondkapjes schijnen schijnveiligheid te creëren. En als ik eraan denk dat mijn professionele kapje van vier jaar geleden wel de nicotinelucht doorliet, vermoed ik dat er een kern van waarheid in zit. En toch… Beter iets dan niets toch? Daarnaast hoop ik dat, door het dragen van het kapje, onbekenden automatisch herinnerd worden aan de geldende afstand. Want zolang dat gebeurt, kan ik me wat vrijer bewegen. Morgen is de grote test. Dan staat de kapper op de planning. En ja, ik weet hoe ik zo’n kapje moet gebruiken. En dat ik er niet aan moet zitten. Handen moet wassen etc. Die herinnering ligt nog vers in mijn geheugen, plopt dankzij de huidige situatie zo weer op.
Eigenlijk heb ik er ook wel zin in, want dit kapje staat een stúk beter dan de vorige. Kom maar door met die starende blikken, zolang je maar op afstand blijft….