Al een tijdje heb ik écht zin om gewoon een lekker huppelblogje te schrijven. En daarmee bedoel ik gewoon over niks. Over hoe het leven rustig door hobbelt. Beetje humor en zelfspot erin. Ik kan dan ook niet wachten tot het zover is. Over het algemeen hobbelt het nu allemaal ook wel door hoor. Het hobbelt zelfs behoorlijk. En ondertussen schijnt de zon lekker naar binnen.
Bij aanvang van de behandeling kreeg ik weer een informatiemapje met voorin het rode papier. Op dat papier staat het protocol met wat je bij welke klachten moet doen. Voor de hypochonders en de laksen. En iedereen er tussenin. Grofweg zijn er drie categorieën. Aankijken, naar de huisarts, en de oncologiepoli bellen. Eén van die klachten is een lichaamstemperatuur van 38,5 C. Dan moet je de poli bellen. Als ik verkouden ben, me niet lekker voel of twijfel temperatuur ik mezelf. Maar ik heb nooit hoeven bellen.
Ruim twee weken geleden had ik ’s nachts 39 C. Ik voelde me goed beroerd en ben weer mijn in bed gedoken. Bel morgen wel. De volgende dag was de koorts weg en voelde ik me al veel beter. Niet beter. Wel een stuk. Dus besloot ik niet te bellen. Bang dat ik naar het ziekenhuis moest. Geen zin in. Bovendien zou het vast voor niks zijn. Laks? Ik knapte weer op dus was gerustgesteld.
Vorige week donderdag werd ik wéér niet lekker. Mijn gezichtsholtes begonnen zich weer te vullen met slijm. Die avond rillend in bed. Zo erg, dat ik het niet eens kon opbrengen om eruit te komen om me te temperaturen. Een beroerde nacht volgde, hoofdpijn en verstopte bijholtes. Temperatuur tegen de 39 C midden in de nacht. De volgende ochtend zit mijn hoofd nog vol, temperatuur is weer normaal, maar ik besluit de poli te bellen. Na al die weken kwakkelen wordt het tijd voor actie. En die komt er. De verpleegkundige zou gaan overleggen met een arts en na een uur terug bellen. Dat worden vier uur. Ze heeft me aangemeld bij de SEH. Voor bloedonderzoek en een longfoto. Om nare dingen uit te sluiten. Hier was ik al bang voor. De spoedeisende hulp klinkt dramatisch en dat is het ook. Alleen niet omdat het meteen ernstig hoeft te zijn. Het duurt lang. En ja hoor, als we aankomen staat er een rij bij de balie. Met, blijkt later, allemaal mensen die in dezelfde voorrangspositie komen als ik. Dat wordt een gezellige vrijdagmiddagbesteding voor Alfred en mij. Hoewel ik geen verhoging heb, voel ik me wel ziek. Gelukkig hebben we profijt van een ander soort voorrang. Er staat een wachtkamer leeg en Alfred vindt dat we daar wel lekker rustig kunnen zitten. De assistente vindt het prima. Met zijn pasje opent Alfred de deur, beent naar een volgende deur en komt terug met een ietwat comfortabele stoel voor mij. Na ruim een uur ben ik aan de beurt. Over wat er in het spreekkamertje gebeurt kan ik een apart blog schrijven. Chaos. Overwerkte mensen. Daar komt het in het kort op neer. Vrijdag is blijkbaar een drukke dag. Er wordt bloed afgenomen, een corona- en influenzatest gedaan en nog eens gevraagd wat mijn klachten zijn. Dan mag ik doorlopen voor de longfoto. Om vervolgens weer in de stille wachtkamer plaats te nemen. Mijn hoofd tolt en ik heb neiging om op de grond te gaan liggen. Gelukkig komt al vrij snel de verpleegkundige me ophalen omdat er een bed vrij is. Toch wat beter dan de grond.
De vrolijke arts die binnenkomt heeft geen last van de chaos op de afdeling. Ze noemt nog wel lachend dat vrijdag geen handige dag is voor mij voor op de spoed. Maandag trouwens ook niet. Is ook druk. Ik had ook niet gedacht dat als ik de oncologiepoli zou bellen, ik naar de spoed moest, zeg ik. Ze vertelt dat ze een vriendin heeft in een soortgelijke situatie als ik en dat zij terughoudend is met bellen omdat ze ondertussen ervaring heeft met deze gang van zaken. Ik kan het me voorstellen. De neiging om even aan te kijken zal alleen maar groter zijn. Niet dat ik slecht behandeld ben of dat de zorg niet goed is. Integendeel. Maar als je je zwak en ziek voelt is twee uur op een stoel niet fijn. Een knorrige verpleegkundige ook niet. En dan heb ik nog geluk dat we in alle rust konden zitten.
Goed, na wat vragen stellen en het beluisteren van mijn longen komt de arts tot de conclusie dat ik een voorhoofdholte ontsteking heb. Op de longfoto was niks te zien. Bloed is goed, alleen enorm verhoogde ontstekingswaarden. Ik krijg een flinke antibiotica kuur mee. Dinsdag een controle gesprek met de oncologieverpleegkundige. Als het na de kuur niet beter gaat, meteen bellen. Komt het snel terug dan krijg ik een doorverwijzing naar de KNO arts. Aangezien ik hier al weken af en aan mee rond sjouw.
Thuis duik ik lekker mijn bed in en begin meteen weer te rillen. De koorts is terug. Van de inspanning waarschijnlijk. In de dagen daarna gaat het heel langzaam steeds iets beter. Maar op dinsdag klapt het allemaal weer in. Die middag belt ook de verpleegkundige en zij zegt dat zo’n dip heel normaal is. Alleen als ik weer ga rillen moet ik bellen. Eventuele koorts pakt de antibiotica wel aan. Op mijn vraag wat ik zelf kan doen antwoord ze heel kort: Denk aan hygiëne en verder rust-reinheid (hygiëne haha)-regelmaat. Nou, dat zit er na al die kankerjaren wel in. ’s Avonds krijg ik weer koorts maar ik ril niet. ’s Nachts hoest ik de longen uit mijn lijf en het hele gezin wakker. En dan is het vandaag. Veel geslapen. Slap. Moe. Hoesten. Morgen is mijn reserve dag om voor Stijns verjaardag wat te gaan halen. Dat zou ik vorig weekend doen. Ik heb altijd een reserve dag omdat ik niet op mijn gezondheid kan vertrouwen. Hij is vrijdag jarig. De lijstjes voor de hulptroepen liggen klaar, mocht het mij morgen niet lukken. Mijn vader heeft vorige week de bloemetjes al voor me buiten gezet. Daar word ik blij van. Gelukkig heb ik deze ‘protocollen’. Daardoor lukt het mij beter om in bed te blijven liggen. Alles om maar zo snel mogelijk weer een huppelblogje te kunnen schrijven!