Dat ik degene ben met de diagnose, betekent niet dat het alleen mij aangaat. Ik ben namelijk ook nog vrouw van, moeder, dochter etc. Dat er praktisch veel op het bordje van Alfred komt zal niemand verbazen. Er is echter ook nog een mentaal stukje. Ik ben bezig met een tweede behandeling om wat levenstijd te krijgen. Met kwaliteit. Het liefst. En dat doet wat met een partner. Gelukkig zijn we beide positief ingesteld en lukt het om elkaar de ruimte te geven. Zíen we wat de ander nodig heeft (hoop ik 😉) en zorgen we zo goed mogelijk voor elkaar.
Als moeder vind ik het nog altijd moeilijk om toe te geven aan het ziek zijn. Ik houd me vaak groot omdat ik er voor de jongens wil zijn. Terwijl dat nu enorm veel energie kost. Want tussen mijn energielevel en die van hen, zit een enorm gat. Dat ik soms nee moet verkopen, vind ik verdrietig, maar ik kan de situatie niet veranderen. Voor hen is het ook lastig om met deze hele situatie om te gaan. Als ik me niet lekker voel, zie ik ze balanceren tussen rustig doen en contact zoeken, vragen ze of ze iets voor me kunnen doen. Een zorgrol waar ze op deze leeftijd helemaal niet mee bezig zouden moeten zijn. Gelukkig hebben zij hun eigen ding op school en sport. Even geen zieke moeder om je heen. Maar dan kom je weer thuis. De vorige behandelperiode was er veel afleiding door uitjes, logeerpartijtjes en we gingen zelfs een weekendje weg. Nu zitten en blijven veel mensen toch thuis. Uiteraard nemen wij ze mee naar buiten, gaan ze een keer zwemmen en spelen we een pot monopoly, waar ik nu overigens van bijkom.
Wat helemaal onnatuurlijk – en tegelijk juist weer niet – voelt, is de omgang met mijn ouders. In plaats van dat ik hen help (wij hebben ook geen hulp nodig, zeggen ze dan), komen ze nog altijd elke week hier. Voor de koffie, voor klusjes in huis en tuin. Voor mij. Voor de kinderen. Ze hebben genoeg gezorgd, en zorgen gehad in hun leven. Het was wel leuk geweest als ze dit niet ook nog op hun bordje hadden gekregen. En juist zij zijn een belangrijke spil in ons gezin in deze tijd. Als zij er zijn vangen ze de kinderen op en koken eten. Hoef ik me minder groot te houden en zoek ik wat vaker de rust op. Kunnen de kinderen hun verhaal bij hen kwijt. En weet Alfred dat ik ontzorgd wordt die dag.
In de herftstvakantie kreeg ik mijn port-a-cath en mijn moeder stond vooraan om aan te geven dat de jongens bij hen konden logeren. Ze zijn daar ’thuis’, wat voor iedereen fijn is. Alfred en ik genoten van de stilte in huis. Dat konden we wel even gebruiken. Maar de jongens hebben er meeste aan gehad. Even weg van huis, geen zieke moeder, niet stil hoeven zijn omdat zij slaapt. Ze hadden best wat langer willen blijven…
Kanker heb je niet alleen. Wij houden samen de benen eronder. Met die benen liep ik vorige week met mijn moeder door de wijk. Als moeder en dochter. Niemand zou vermoeden in wat voor situatie we zitten. Hoeft ook niet. Juist niet. Want ondanks alle zorgen en druk, is het vaak ook weer gewoon gewoon. Juist omdat we samen zijn.