De chemo, vermoeidheid, de pillen, aanleg etc. Al heel veel excuses heb ik gezocht voor mijn wazige hoofd. Het trainen wat ik na de eerste behandeling heb gedaan, werpt nu minder goed zijn vruchten af. Puzzelboeken, hoofdrekenen, drie dingen opnoemen en onthouden, ik heb het allemaal weer geprobeerd. Maar het blijft wat wazig in mijn hoofd. Alsof mijn hersenen slecht zien en regelmatig moeten scherpstellen. Het zorgt ervoor dat ik stomme dingen vergeet, woorden oversla als ik schrijf en uiteraard de nodige idiote spelfouten maak. Maar dat is nog niet het ergste. Ik krijg black-outs. Misschien is dat laatste wel iets psychisch geworden, ik weet het niet. Het is alleen behoorlijk genânt. Ik wilde bijvoorbeeld even de namen van wat ouders invullen op een formulier. We gaan samen het afscheid van groep 8 regelen. En ik wist het niet meer. Eén naam wel. De andere drie niet. Black-out. Ik trok de stoute schoenen aan en vroeg aan één moeder hoe ze ook al weer heette. Vond ze niet zo leuk had ik het idee. Geen punten mee gescoord.
Net zoals toen ik een ouder van turnen even ging helpen. En gewoon gezellig een ander kind als haar zoon bestempelde. Rowan turnt al 7 jaar. Die zoon ook. Ik zeg dan maar gewoon sorry. Haal niet altijd mijn chemobrein erbij. Alleen helpt dit natuurlijk niet in mijn sociale contacten. Oja, en ik weet heus wel dat Amsterdam onze hoofdstad is, maar kan rustig ineens zeggen dat het Den Haag is. Het is echt leuk triviant spelen met mij, wat dat betreft.
Wat helpt, is gewoon meer rust. Meer stilte als ik dingen ga doen. Want als ik ergens mee bezig ben en er komt een vraag tussendoor, kan ik weer opnieuw beginnen. Als het dan al meteen weer lukt.
Stijn heeft een zolderkamer gekregen en toen dat plan kwam, heb ik aangegeven zijn kamertje wel te willen gebruiken. Daar werd eerst een beetje gnuivend op gereageerd. Dat is ook nog zo. Altijd maar weer uitleggen en verdedigen. Toen ik het aan een vriendin vertelde, al bijna verontschuldigend, trok ze haar wenkbrauwen op. Ze vertelde dat zij een bureau op haar slaapkamer had staan, om even ongestoord haar ding te kunnen doen. Ha! Niks chemobrein. Als je in de woonkamer zit ben je gewoon áltijd het aanspreekpunt. En door de corona en voortgezetonderwijsroosters, is er bijna altijd wel iemand thuis. Geen ramp, heel gezellig, maar ik kom dan tot weinig.
Nu heb ik dus mijn eigen stille plekje. In plaats van in bed te gaan zitten, waar ik al genoeg ben, zit ik op mijn eigen hobbykamer. Zoals ik het maar genoemd heb. Mezelf verwend met een mooie kleur op de muur (het brandweerrood van Stijn was me net iets te gortig), mijn favoriete vakantiefoto’s, een bureau en fijne bureaustoel. Ik kan ook mijn rommel laten liggen. Dat is fysiek dan weer heel fijn. Wennen was het wel. Voor de mannen dan. De eerste keer dat ik er zat, de kinderen waren er niet eens, kwam Alfred drie keer binnen. ‘Bevalt het?’ Eh….. Een andere keer hoorde ik op de achtergrond: ‘waar is mama?’. En toen ging later heel voorzichtig de deur open. Hilarisch vind ik dat. Bepaalde patronen slijten er natuurlijk ook gewoon in. En ‘storen’ mag ook gewoon, dat weten ze. Als het maar niet met regelmaat gebeurt, want dan schiet die kamer zijn doel voorbij.
Nog altijd doe ik het management van de heren, wat steeds meer lijkt te worden. Want een mannenbrein lijkt nog altijd warriger dan een chemobrein. In dat licht bekeken misschien toch maar eens een ander bordje op mijn deur hangen dan ‘hobbykamer’.