Archive : mei

Positief

Ik was een jaar of 10 toen ik met mijn vader door het bos reed. Een jongen met een zware rugzak op zijn rug, gebaarde of we wilden stoppen. Bijna huilend vroeg hij de weg naar een bepaalde locatie. Hij was verdwaald. En op. Werd er op een bepaalde tijd verwacht. Mijn vader wist de weg en stelde voor hem te brengen. De jongen twijfelde. Hij mocht met niemand meerijden, moest het zelf doen. Toen mijn vader zei dat niemand het hoefde te weten, keek hij nog een keer vertwijfeld, zag mij zitten en besloot het erop te wagen. Een beetje ineengedoken zat hij naast me, zijn zware tas tussen ons in. Eén keer riep mijn vader ‘bukken!’ waarop de jongen direct naar beneden schoot. Vlak voor een bocht stopten we. ‘Hier naar links en je bent er.’ Zichtbaar opgelucht stapte de jongen uit, de tas was nog even zwaar maar de last duidelijk een stuk minder. Wij reden verder, die bocht om, en daar was de locatie. Er liepen meer jongens, vanuit andere richtingen. De woorden ‘dropping’ en ‘internaat’ staan me bij, maar of dat daadwerkelijk het verhaal is, weet ik niet meer. Ik weet wel de emotie van die jongen. De onzekerheid. Hij had hulp nodig. Maar wilde het eigenlijk niet. Moest het op eigen kracht doen. Wilde het waarschijnlijk ook gewoon zelf kunnen. Zou hij het gezien hebben als falen? Zou hij toegegeven hebben dat hij de laatste paar kilometers in een auto is gestapt? Zou dat uiteindelijk geaccepteerd zijn? De toegestoken hand moet hem vast goed gedaan hebben. Het is oké, je hoeft het niet altijd alleen te doen. Ik was in ieder geval zwaar onder de indruk. Had ten eerste al ingeprent gekregen dat ik nóóit bij een vreemde in de auto mocht stappen. Dus hoe wanhopig moet je zijn om dat wel te doen!

Als ik verhalen hoor of lees van mensen die kanker hebben (gehad) of een andere invloedrijke ziekte, word vaak met name de positieve kant benadrukt. Ze zijn sterker geworden, het heeft ze zoveel gebracht, positief zijn, kijken naar wat er wél is. Ook naasten jubelen vaak over de kracht en de postiviteit. Het nooit klagen. En ik doe daar over het algemeen aan mee. De valkuil is echter dat door die verhalen, de moeilijke kant soms weggestopt blijft. En ik ben wel eens bang dat daardoor ook de moed om hulp te vragen wegzakt. Of het durven toegeven als het even niet wil. Want ik ben ook wel eens gefrustreerd, chagrijnig van moeheid. Voel me sneller aangesproken. Niet de ideale moeder, partner. Dat wordt gelukkig, over het algemeen,  geaccepteerd en gerespecteerd. Maar moeilijk vind ik dat wel. Door die positieve, lieve verhalen ben ik echter wel eens bang dat er bij anderen geen uitgestoken hand komt, de hulpvraag er niet mag zijn. Dat er niemand is die zegt ‘stap maar in, we doen het even samen.’

De huisarts deed dat gelukkig wel. Ze liet mij gewoon die anti-stoffentest doen. En alleen al dat gebaar, maakte mijn hoofd een beetje lichter. Daarbij bleek de uitslag positief! Hoera!!! Wat een verademing. Ziek worden kan ik evengoed, er werd me op het hart gedrukt mij evengoed aan de regels te houden. Uiteraard. Heel veel lotgenoten krijgen geen test, bleek uit de reacties op mijn verhaal in de lotgenoten groep. Die staan met hun rugzak om, nog verdwaald en verdwaasd in het bos. Mijn rugzak is nog wel wat zwaar, maar de last is een stuk lichter.

Puzzelen

De 2e vaccinatie is, al 2 weken, een feit. Deze keer viel de zere arm mee, helaas kreeg ik de volgende dag koorts. Die was de dag erna weg maar ik ben nog een week gammel geweest. Officieel zou ik nu beschermd moeten zijn. De uitslagen van de lopende onderzoeken hiernaar zijn nog niet bekend. En daarom wil ik graag een antistoffentest. Ik wil weten waar ik aan toe ben. Het zou mentaal echt schelen als mijn immuunsysteem daadwerkelijk wat beter gewapend is tegen het covidvirus.
Vrijdag belde de huisarts om te horen hoe de vlag erbij hangt. Ze is blij dat ik gevaccineerd ben en begrijpt de vraag om de antistoffen test. We hebben een goed gesprek over de reële angst van het afgelopen jaar. En het gepuzzel van het vormgeven van het leven daardoor. De bezorgheid van de kinderen om mij. De huisarts verwijst me voor de test door naar de hematoloog. 
De oncologie-verpleegkundige laat weten dat die vraag eerder is geweest, van meerdere patiënten, en dat de hematologen geen antisstoffentest laten uitvoeren. Desondanks gaat ze het nog even overleggen. Mijn eigen arts heeft vakantie en een andere laat weten dat ik niet in aanmerking kom voor de test.
‘Bij het vinden van antistoffen wil dat niet zeggen dat je niet ziek wordt, wanneer er geen antistoffen zijn gevonden wil dat niet zeggen dat je de ziekte niet heb doorgemaakt. Het uitvoeren van een test heeft daarom geen meerwaarde.’
De wetenschappelijke beredenering begrijp ik, afstand houden blijft belangrijk, en men zou te soepel met de regels om kunnen gaan door het idee beschermd te zijn. Het mentale stukje wordt echter vergeten. Als ik weet dat ik antistoffen heb, zou ik me evengoed aan de maatregelen blijven houden. Maar ik zou de kinderen met een geruster hart wat vrijer laten als de versoepelingen verder gaan. Ik zou minder schrikken als er wel iemand dicht in de buurt komt. Ik zou…. Nou goed, de angst van het afgelopen jaar is al een stuk minder omdat de behandeling achter de rug is. Dit zou net het laatste zetje kunnen zijn voor wat meer onbezorgdheid. De verpleegkundige stelt voor dat ik het nog overleg met mijn eigen hematoloog als ik een poli-afspraak heb. Die afspraak is 4 juni. Dus ik bel de huisarts. Na 10 minuten in de wacht en 7 puzzelstukjes verder, vertelt de assistente dat ze vakantie heeft. Ik word maandag teruggebeld.

Om mezelf wat op te peppen besluit ik naar mijn favoriete boekhandel te fietsen. Als het niet te druk is ga ik naar binnen. Het eerste spontane bezoekje aan een winkel waar meer mensen lopen. Doe ik hier goed aan? Ik moet van mezelf de drempel over, letterlijk en figuurlijk. En het gaat best goed. Lang niet iedereen denkt aan de afstand en dat irriteert me. Ondertussen heb ik mezelf geleerd dat ik daar niks van moet aantrekken en gewoon zelf een paar stappen achteruit moet doen. Ik wacht geduldig tot een gang vrij is en loop weg als er toch weer iemand naast me komt staan. Adem in, adem uit. Uiteindelijk neem ik een puzzel mee, voor mezelf, voor moederdag 😉. Want zo’n puzzel geeft mentale rust. Als ik thuiskom ben ik gesloopt. Van één winkel. Ik ga er maar weer bij liggen want mijn rug vraagt om een pauze. Daarna leg ik nog wat stukjes van Rowans puzzel die ik weer eens uit de kast heb getrokken. Met een glimlach, want een overwinning rijker.