Terwijl het spannend blijft wie er corona krijgt en in welke mate, blijft het hier ook spannend wat mijn kanker op het moment doet. Vorige week moest ik weer bloedprikken. Voor de zekerheid maar even een mailtje gestuurd of ik nog ergens rekening mee moet houden. Dat hoeft niet, ik mag nu echter wel op de voorrangsknop drukken. Vanuit de media en via Alfred weet ik dat het ziekenhuis nu anders is dan anders. Ik was er echter niet op voorbereid dat het nu een spookhuis is.
Voordat ik door de draaideur naar binnen ga, lees ik op de borden dat ik linksaf moet slaan. Rechts staan 2 handhavers. Twee dames staan achter snel inelkaar gezette balies met houten poten en plexiglas. Maar ik ben direct afgeleid door de formule 1 vakjes die aangeven waar je moet staan. En het oudere echtpaar dat hun hoofd door het plexiglas heen lijkt te willen steken terwijl ze opgewonden praten. Terwijl ik mij in een startpositie plaats word ik geroepen. Oja, er staat nog een mevouw. Aan een infuuspaal voor het hokje hangt een ontsmettingspompje. De vrouw vraagt of ik keelpijn heb, koorts of verkouden ben. Na ontkennend te hebben geantwoord mag ik doorlopen. Mijn normale weg wordt geblokkeerd door poefjes. Met, voor mij ondersteboven, de tekst ‘geen uitgang’. Ik loop er omheen en kijk in de schemering. Het anders zo gezellige restaurant is dicht. Het winkeltje is leeg. Er staan nog maar een paar tafeltjes en stoeltjes, ver uitelkaar, in examenopstelling. Ik wil een foto maken van de sombere aanblik maar vind het toch ongepast. In de wachtkamer van de prikpoli is het ook schemerig. Op de meeste stoeltjes staan rode kruizen, om afstand te creëren voor de wachtenden. Normaal zit er zeker een man of 10, nu maar 2. Eenmaal achter de balie lijkt alles weer gewoon zoals het was. Volop licht, een verpleegkundige zonder mondkapje of handschoenen. Die hebben ze vast elders harder nodig.
Als ik terugloop, loopt het bewuste echtpaar me tegemoet. Zij staat stil, maakt een beweging naar de man en zegt dat hij door moet lopen. Zij mag niet mee. Hij kijkt ontredderd. Wat een nare, verwarrende tijd.
Zojuist belde het ziekenhuis. Mijn afspraak wordt een belafspraak. Prima. De wereld staat even stil omdat het moet, ik hoop dat mijn kanker meedoet.